Hoe is het om als kind in een opvangcentrum te leven? Wat doe je in je vrije tijd? Hoe voel je je op school? Wat zou je anders willen doen? Die vragen staan centraal in 'Onderweg', het belevingsonderzoek waarover deze website rapporteert. Wil je een brede inkijk in de de leefwereld van kinderen op de vlucht? Start dan de reis langs hun verhalen. Zoek je inspiratie of wil je meer weten over het onderzoek? Ga dan naar het menu.
Start je reis
'Ik ben van Libië, van mijn land, naar Tunesië gegaan. We hebben een paspoort gevraagd. Mijn papa heeft een miljoen dollars gegeven. Maar we mogen niet gaan. We mochten de paspoort niet hebben. Toen is mijn papa naar Tripoli geweest. We hebben toen wel een paspoort gekregen.'
Bij aankomst in België komen kinderen op de vlucht in een complexe legale procedure terecht. Soms verblijven ze een maand in een opvangcentrum, soms wonen ze er meer dan een jaar. Hun toekomst is onvoorspelbaar.
'Assistent! Assistent!
Wat gaan we doen?
Activiteit?
Wanneer kom jij terug?'
Kinderen op de vlucht komen in contact met verschillende volwassenen. Ze hechten zich aan de leraren en aan de begeleiders van het opvangcentrum.
Kinderen spelen overal ter wereld. In spel kunnen verschillende leeftijden en culturen elkaar ontmoeten. Ook in een opvangcentrum neemt spelen een belangrijke plaats in.
Kiumé en Romi zijn vrienden. Vrienden spelen een grote rol in het leven van kinderen. Ook in het leven van kinderen op de vlucht.
Zodra kinderen op de vlucht aankomen in een opvangcentrum, worden ze ingeschreven in een school. School is een van de ankerpunten in hun leven.
'En hebben jullie ook regels op school?'
'Ja'
'Welke?'
'Regel een: je moet altijd samenspelen. Regel twee: als je niet flink mee turnen, krijg je geen ijsje meer. Regel drie: je moet elke dag niet slagen, of duwen of sjotten.'
Deelname aan het vrijetijdsaanbod is een belangrijke uitlaatklep voor kinderen. Dat aanbod vervult ook een sociale functie. Het kan kinderen en gemeenschappen met elkaar verbinden.
Naast de school is de vrije tijd een ankerpunt in het leven van kinderen op de vlucht. Bij het georganiseerde aanbod ervaren zij vaak drempels. Maysa gaat niet zo graag naar school. Ze wil wel graag naar de muziekschool en ze wil ooit meedoen aan The Voice.
Salem gaat graag naar school. In zijn vrije tijd is hij is een fervent voetballer. Voetballen stelt hem in staat alles even te vergeten.
Ik praat Nederlands in de school en in de centrum. Portugees praat ik met mama en met mijn twee broers.
Kinderen op de vlucht zijn meertalig. Ze spreken hun moedertaal en vaak ook plaatselijke varianten en talen die ze onderweg hebben opgepikt. In België leren ze vliegensvlug Nederlands.
Kinderen op de vlucht leven in opvangcentra dicht op elkaar. Dat leidt soms tot conflicten. Soms hebben ze volwassenen nodig om te bemiddelen, soms vinden ze zelf oplossingen.
Ik wil alleen een plaats, een plaats voor mij, waar niemand mij …, alleen mijn vriendinnetjes wil ik mee... Naast het centrum ... daar is een voetbalveld. Soms ga ik met mijn vrienden en vriendinnen. Dan gaan we daar voetballen, ijsjes eten enzo.
Kinderen op de vlucht hebben weinig ruimte voor zichzelf. In het opvangcentrum delen ze leefruimtes met andere bewoners. Op school volgens ze les in een reguliere klas en meestal ook in een onthaalklas. Ze genieten van leer- en spelprikkels, maar hebben ook ruimte nodig om te ontprikkelen.
Kinderen op de vlucht zijn kinderen als andere kinderen. Maar ze leven in bijzondere omstandigheden. Ze hebben 100 talen om zich uit te drukken. Daar hebben ze niet altijds woorden voor nodig.
Een asielprocedure werpt moeilijke vragen op. Worden de aanvragers als vluchteling erkend of krijgen ze subsidiaire bescherming? Worden ze naar een ander land doorverwezen of is België verantwoordelijk voor de aanvraag? Kinderen op de vlucht worden zo weinig mogelijk bij de administratieve procedures betrokken. Maar ze leven wel in verblijfsonzekerheid.
Tijdens een van de onderzoeksactiviteiten kijken de kinderen naar een documentaire over kinderen die net in Europa aankomen. Na de voorstelling vertellen twee jongens hoe het voelt om te wachten op het resultaat van een verblijfsaanvraag.
'Ik was hier in de centrum in het midden van 2018 en toen 2019 begon en in 2020 tot nu! Brahim was twee maanden en hij heeft positief? Gewoon door grote familie. Ik heb ook grote familie!'
Saran, 8 jaar
'Waarom heeft Mariana negatief? Ze is hier zelfs geen maand en ze is negatief. En ken je Hiro? Hiro is hier gekomen. Ze was alleen drie maanden. Ze was positief. En Gaya, een maand. Zij heeft positief. En wij een jaar en een half. Geen positief. Als ik negatief krijg, dat boeit mij niet!'
Adel, 11 jaar
Tijdens het onderzoek vertellen sommige kinderen spontaan hun vluchtverhaal. Ze gingen van hun land naar een ander land, naar nog een land, naar België. Maar ook in België moeten sommige kinderen vaak verhuizen. Een meisje vertelt dat ze op drie maanden tijd op vijf verschillende plekken heeft gewoond. In Brussel, Eeklo, opnieuw in Brussel, in Retie en uiteindelijk (voorlopig) in Lint.
Kinderen die in een opvangcentrum verblijven, hebben verschillende soorten families. Sommige kinderen zijn hier met beide ouders. Sommige met een van de ouders. Sommige hebben een famililid als voogd en sommige zijn hier alleen. Families met kinderen leven samen in een kamer.
'Thuis zijn' komt tijdens het onderzoek vaak aan bod. De kinderen geven rondleidingen in het opvangcentrum, leggen uit hoe het is om daar te wonen, maken symbolische woonplekken en vertellen wat ze van een nieuw huis verwachten.
Sommige kinderen tonen vooral plekken met veel speelmogelijkheden. Andere vertellen over hun zoektocht naar rust en huiselijkheid.
'Ik slaap boven. Ik snurk nooit. Mijn mama wel. Of mijn zus! Ik heb nog een andere zus, een baby. Eén zus is naar mijn taal en een andere zus die is hier.'
'Wassen is niet leuk boven. Hier staat dan water. Daar zitten vier douchen. Dan moet jij, als de douche al aan het lopen is.'
Mamuna, 7 jaar
'Dat was leuk als Sinterklaas kwam. Ik kreeg rekkertjes en armbanden om te maken. En nog een kroon en nog handschoenen en mandarijn en chocolade. Dat was hier in het centrum.'
Mamuna, 7 jaar
Tijdens een activiteit valt het op dat kinderen graag buiten knutselen. De volgende keer willen ze graag samen iets bouwen: 'Een huis. Een huis met een raam, tapijten en bloemen.'
Tijdens het onderzoek krijgen sommige kinderen asiel. Ze verhuizen naar een lokaal opvanginitiatief of naar een eigen huis. Dat werpt de vraag op wat een eigen huis kan betekenen.
'Ik wil een huis. Een huis, een tuin en een internet.'
Bashoor, 7 jaar
'Ik wil een groter huis voor mijn zus, mij en mama. Een huis met pizza en een raam.'
Anasa, 7 jaar
Wil je meer weten over de asielprocedure? Of wil je op een kindvriendelijke manier gesprekken voeren over vluchten? Raadpleeg dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
In een opvangcentrum zijn verschillende soorten begeleiders aanwezig. Die nemen hoofd- en deeltaken op. Ze begeleiden de asielprocedure voor enkele families, vervullen administratieve taken en staan bijvoorbeeld in voor de vrouwenwerking, activiteiten, school, sport of psychosociale zorg.
Tijdens het onderzoek tonen de kinderen dat ze vooral gericht zijn op de begeleiders die hun schooltijd en vrije tijd organiseren. Die begeleiders vervullen verschillende rollen.
Op school hebben kinderen op de vlucht verschillende leraren: de klasleraar, de sportleraar en de onthaalleeraar of AN-leraar. Het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers heeft niet in elke basisschool dezelfde structuur. De scholen die deelnemen aan het onderzoek hebben aparte klassen, waar de kinderen minstens een paar uur per week doorbrengen.
Op school lijken de kinderen zich vooral aan hun onthaal- of AN-leerkracht te hechten. Sommige AN-juffen komen af en toe op bezoek in het centrum. Ze wonen een feest bij of begeleiden huiswerk.
In de volgende voicepoems komt de rol van de AN-juffen aan bod.
Voicepoems zijn gedichten die persoons- en objectgebonden uitingen belichten. Ze komen voort uit de narratieve analyse van de interviews en gesprekken met de kinderen.
Ik heb een lieve juf: juf Lut.
2022 gaat zij weg.
De liefste juf van de school.
Ik kan praten met mijn juf.
Voicepoem Adel, 11 jaar
Juf Kelly geeft mij plaatjes.
Als je boos bent, kleuren.
Of op vakantieplaats zitten.
Of tot tien tellen of vijf.
Of bomen tekenen.
Of zelf een tekening maken.
Of koekjes maken.
Daar word ik rustig van.
Voicepoem Anasa, 7 jaar
Begeleiders en leerkrachten hebben een invloed op de beleving van kinderen, door wat ze doen en door hoe ze het doen. Begeleiders voorzien een vrijetijdsaanbod en vervullen zorgende taken. Leerkrachten geven les en nemen zorg op. De kinderen waarderen die combinatie van rollen.
Wil je meer weten over psychosociale zorg? Raadpleeg dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
Na school blijven de meeste kinderen eerst een tijdje op de kamer die ze met hun gezinsleden delen. Daarna gaan ze op zoek naar een gezamenlijke plek om te spelen. Of dat binnen of buiten is, hangt af van het weer en van de beschikbare ruimte.
'Op de kamer speel ik op telefoon soms. Van mijn tante. Of wij puzzel. Of doen schaar steen papier.'
Saran, 8 jaar
Kinderen spelen alleen of met elkaar en kunnen op sommige dagen deelnemen aan een aanbod van begeleiders. Op woensdagnamiddag en op sommige vakantiedagen organiseren die een activiteit. Tijdens het onderzoek nemen kinderen van 2 tot 12 jaar vaak deel aan dezelfde activiteiten.
'What do you like to do on Wednesday?'
'I like to do skating.'
'You have skates here?'
'No but in the centre they give. But only with the acitiviteit.'
'And can you skate well?'
'Yes. Very well. I learned it here.'
Ilana, 8 jaar
Soms biedt het centrum materialen aan: knutselspullen, boeken, spelletjes, sportgerief. Het materiaal dat voorhanden is, wordt veelvuldig gebruikt en is vaak een beetje gehavend. Als de kinderen geen begeleider te pakken krijgen, vallen ze terug op wat ze zelf hebben of wat ze van een ander kind mogen lenen.
Tijdens het onderzoek vertellen de kinderen over hun drie favoriete materialen: ballen, fietsen en digitale schermen. In het centrum hebben ze een badge nodig om een bal uit te lenen. Kinderen die een eigen fiets hebben, delen die soms met andere kinderen. Computers zijn beperkt toegankelijk zodat volwassenen die ook kunnen gebruiken.
Tijdens het onderzoek mogen de kinderen mee kiezen wat ze aan het begin van een onderzoekssessie spelen. Ze kiezen vaak voor constructiespel en spel met tactiele materialen zoals aarde, klei, zoutdeeg en playdough.
De kinderen vertellen dat ze graag spelletjes spelen waarbij ze kunnen lopen, vooral tikkertje hoog, verstoppertje en 1, 2, 3 piano. Bij voorkeur doen ze dat overal in het centrum, samen met de begeleiders en liefst op plekken waar dat eigenlijk niet mag.
De kinderen vertellen ook over spelen in hun thuisland. Ze vertellen over gelijkaardige spelletjes als hier, zoals verstoppertje, tikkertje, rennen, met poppen spelen of gamen. Ze benoemen ook verschillen.
'Maar de regels van de moslims zijn dat wij niet met jongens mogen praten. En daarom hebben mijn mama en de mama van mijn vriendin; zij hebben afgesproken dat ze zoeken een speelplek voor ons om alleen te spelen. Wij speelden met barbies. En soms vragen wij aan onze ouders om te koken.'
Maysa, 11 jaar
'We go outside, me and my friend, we make competition. If we go inside we be the loser. We have to stay. It is hot really hot. But I winned. I always win.'
Ilana, 8 jaar
In het centrum zouden de kinderen bij voorkeur een keer per dag een spelaanbod krijgen dat past bij hun leeftijd. Liefst krijgen ze spelimulsen van begeleiders, die helpen de vrede te bewaren en te herstellen bij conflicten.
Kinderen kunnen spelen in het opvangvangcentrum: alleen, op hun kamer, met andere kinderen in de gedeelde ruimtes, al of niet onder impuls van begeleiders. Maar ze hebben niet altijd toegang tot speelplekken en tot materialen, het aanbod is niet altijd afgestemd op hun leeftijd en een opvangcentrum is vaak lawaaiierig en druk.
Wil je meer weten over de mogelijkheden van cultuursensitief en leeftijdsspecifiek spelen? Raadpleeg dan onze bibliotheek. Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan terug naar de reis.
Kinderen op de vlucht hebben vrienden achtergelaten. In hun thuisland, in een plek onderweg naar België of in een eerste opvangvoorziening. Ze missen die vrienden, maar soms hebben ze er nog contact mee.
'In Libië had ik een buurmeisje. Wij zijn vriendjes, beste vriendjes. Ik zie haar nog in Messenger. Soms is zij daar. En mijn nichtjes ook. Ik schrijf letters van het Arabisch, maar de woorden zijn Berbers.'
Maysa, 11 jaar
<3 (*-*) :^ *
'Wat is dat?'
'Berichtjes'
'Naar wie?'
'Naar mijn land... Naar mijn beste vriendin Lydia. Zij is nog in mijn land.'
Myriam, 6 jaar
'Ik bel naar Palestina. Naar mijn mama, mijn familie, mijn vrienden. Met de telefoon. Daar is geen computer.'
Farah, 11 jaar
In een opvangcentrum leven kinderen van verschillende leeftijden en culturen samen.
Soms gaat dat heel goed. Ze hebben altijd speelkameraden in de buurt, gaan samen op uitstap en zorgen voor elkaar. Soms leidt het samenleven tot ruzie. En wanneer een kind het centrum verlaat, moeten ze afscheid nemen.
'Een goede vriend laat ik altijd op de telefoon van ons. Vandaag vraag ik samen spelen op mijn kamer.'
Rafid, 8 jaar
'Spelletjes speel ik in de school, maar niet hier. Alle kindjes allemaal niet lief van mij. Ik weet niet waarom. Ik ben altijd verdrietig door allemaal kindjes.'
Farah, 11 jaar
'Mamuna was hier aan het wonen, die was altijd met mij spelen, altijd. En toen was Mamuma weg en ik krijg andere vrienden, andere vriendinnen. Zo was dat verder.'
Aryana, 7 jaar
Sommige kinderen vertellen dat ze op school in het begin als 'andere', als 'nieuweling', als 'noob' worden bekeken. Noob zijn is niet per se slecht, maar het is wel lastig. Andere kinderen blijven in het begin soms uit hun buurt. Daarna gaat dat meestal voorbij.
'Ik heb vrienden op school. Weet je hoeveel? Ik heb 100! In het begin dat was moeilijk. Die duwen mij soms. In het begin ik praat Frans omdat ik ken niet zo goed Nederlands.'
Anasa, 7 jaar
Kiumé en Romi leren elkaar ook kennen op school. Ze zitten niet in dezelfde klas, maar ze voetballen graag samen. Na verloop van tijd komt Romi op bezoek in het centrum en gaat Kiumé op bezoek bij Romi thuis. Nog later wordt Romi ook een vriend van Nubaid uit het centrum.
Bij Romi thuis kijken ze grappige films en doen ze de Fortnite dans. Ze gamen ook en bakken zelf pannenkoeken volgens een recept van Romi's grootmoeder.
In het centrum voetballen ze met de andere kinderen en spelen ze piano. Romi wil graag eens blijven logeren in het centrum. Hij weet niet of dat kan.
In beide centra worden soms verjaardagsfeesten gegeven voor de kinderen. Of grotere evenementen zoals het meifeest of een burendag. Op feesten kunnen de kinderen ook vrienden van school uitnodigen. Maar die kunnen niet op hun kamer.
Tijdens het onderzoek vertellen de kinderen vaak over hun vrienden. Ze hebbben vrienden achtergelaten. Soms hebben ze vrienden in het centrum, vaak hebben ze vrienden op school en meestal hebben ze vrienden op beide plekken. Ook al maken ze met vrienden soms ruzie, allemaal willen ze hun vrienden bij hen in het centrum ontvangen. Allemaal willen ze bij hun vrienden op bezoek kunnen gaan.
In België vallen kinderen op de vlucht onder de leerplicht. Wanneer ze aankomen in het opvangcentrum, gaan ze zo snel mogelijk naar een school in de buurt. Voor sommige kinderen is het de eerste keer dat ze naar school gaan.
'In een ander land jij moet veel geld geven voor school. Dat is duur voor de papa's en mama's. Ik kom van Guinea. Ik moest daar veel geld geven voor school. Ik ging niet. De eerste school is in België'.
Kiumé, 11 jaar
Tijdens het onderzoek vertellen en tonen de kinderen op verschillende momenten wat hun school voor hen betekent. Zoals vele andere kinderen, spreken ze over leerkrachten, over vrienden, over wat ze graag doen, over erbij horen en uitgesloten worden. Sommige kinderen hebben specifiekere redenen om naar school te willen.
'Ik wou altijd naar school gaan. School is leuk. Een beetje werken, een beetje spelen met mijn vriendjes. Ik ga naar nieuwe school. Ik maak nieuwe vriendjes. En dan altijd zwemmen.'
Farah, 11 jaar
'Ik ga naar school om Nederlands te leren, praten met andere jongens en vrienden. En mama helpen, bij de dokter.'
Nubaid, 11 jaar
Tijdens de schoolbezoeken zitten de kinderen soms in de onthaalklas, soms in hun eigen klas en soms op de speelplaats. Bijna alle kinderen willen hun eigen klas graag tonen. Die klas is een deel van wie zij zijn op school.
De kinderen vertellen ook over de drie soorten leerkrachten, de AN-leerkracht, de juf of meester van hun eigen klas en de sportleerkracht. Ze gaan graag naar de onthaalklas, maar willen ook meedoen met de kinderen uit hun eigen klas. Soms lukt dat niet of loopt dat moeizaam, soms fungeert een leraar als brugfiguur.
'Mijn meester geeft uitleg.
Natuurlijk helpt mijn meester.'
Kiume, 11 jaar
Vaak krijgen de kinderen turnkleren mee van het centrum of lenen ze sportschoenen op school. Soms zijn er geen schoenen in hun maat voorhanden. Verschillende kinderen zijn bang van de consequenties. Rona vertelt:
'Als je geen pantoffels hebt of kleren van school, dan krijg je een kruisje voor op de rapport.'
Rona, 10 jaar
De speeltijd fungeert als uitlaatklep, maar is ook druk. Op sommige momenten gaan de kinderen volledig op in spel, op andere momenten hebben ze behoefte aan een rustige plek.
De meeste kinderen die deelnemen aan het onderzoek hebben wel een plek waar ze zich afzonderen. Soms zijn dat speelhuisjes, maar soms zijn dat ook de toiletten.
De kinderen vertellen dat ze ook rust vinden bij vrienden, een lievelingsleraar, hun broers of zussen, een personapop en, op de dag van de schoolbezoeken, ook bij de onderzoekers die ze intussen goed kennen.
Voor kinderen op de vlucht is de school een ankerpunt. Sommigen maken in België voor de eerste keer kennis met een schoolse omgeving. Anderen leren in het begin vooral een nieuwe taal. Alle kinderen willen er graag bij horen; bij de onthaalklas, bij hun leeftijdsgenoten en bij hun eigen klas.
Wil je kinderen op de vlucht op school welkom heten? Raadpleeg dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
Een opvangcentrum is vaak gehuisvest in een oude kazerne, een voormalig ziekenhuis of een andere niet-residentiële site. Kinderen die in een opvangcentrum wonen, hebben beperkt toegang tot speelomgevingen buiten het centrum. Bovendien ervaren ze drempels in de toegang tot de georganiseerde vrije tijd. Sommige kinderen hebben geen vrijetijdsaanbod, andere wensen een ander aanbod en de meeste kinderen willen meer naar een zwembad, speeltuin, pretpark of bibliotheek.
De meeste kinderen hebben toegang tot een voetbalclub. De clubs in de buurt van de opvangcentra hanteren kortingstarieven en een club zorgt zelfs voor vervoer. Maar Saran vertelt dat hij gepest wordt in de club. Hij wil liever karaté leren. Het centrum heeft op dat moment geen samenwerking met een dojo.
De meeste kinderen lezen graag boekjes. Een van de opvangcentra organiseert voorleesmomenten met vrijwilligers. Doordat kinderen van verschillende leeftijden samen komen, is dat soms erg druk. De bibliotheek in de buurt brengt regelmatig een koffer met boeken, maar de kinderen en ouders vinden hun weg moeilijk naar de bibliotheek en ze kunnen het leengeld niet altijd betalen. Niet elke bibliotheek heeft een kortingstarief voor kinderen en gezinnen op de vlucht.
Zwemmen is een van de favoriete activiteiten van de kinderen. De opvangcentra organiseren op woensdagnamiddag of in de vakantie soms een uitstap naar het zwembad en via de school krijgen de meeste kinderen zwemles.
De onderzoeksuitstappen sluiten zoveel mogelijk aan bij de wensen van de kinderen. Een van de groepen gaat naar een waterpark, de andere groep gaat naar een museum en woont een voorleesnamiddag bij. Beide groepen verkennen de omgeving en de speelruimtes buiten het centrum.
Een van de groepen gaat op uitstap naar een waterpark. Dat zorgt voor veel opwinding. Om in het grote bad te mogen, moeten de kinderen een zwemtest afleggen. Tijdens een voorbereidene activiteit maken de kinderen tekeningen van hun droomzwembad. Ze vragen hun ouders en oudere broers en zussen mee zodat er zeker voldoende toezichters te zijn.
Het waterpark is bereikbaar met het openbaar vervoer. Alle kinderen hebben een lijnkaart met een kortingstarief. De bus is op vijf minuten lopen van het opvangcentrum.
In het zwembad slagen slechts drie van de vijftien kinderen voor de zwemtest. Gelukkig zijn er veel vrijwiligers en een aantal ouders om de kinderen in kleine groepen te begeleiden. Ze genieten vooral van van de buitenbaden en de glijbaan.
Een andere groep kinderen neemt deel aan een voorleesnamiddag op campus Zuid van de Karel de Grote Hogeschool. Na een rit met de metro spelen de kinderen in de natuurspeeltuin op de Konijnenwei. Daarna verkennen ze de campus en luisteren ze in kleine groepjes naar verhalen.
Een van de opvangcentra ligt in een residentiële wijk, het andere ligt redelijk ver van de bebouwde kom. In het eerste opvangcentrum gaan de kinderen vaker op pleintjes in de buurt spelen. Een van de onderzoeksactiviteiten bestaat daar uit een 'dorpspel' met een zoekopdracht. De kinderen van het andere centrum gaan tijdens het onderzoek op verkenning in de stad.
In beide opvangcentra gaan de begeleiders regelmatig naar buitenspeeltuinen in de buurt. Tijdens het onderzoek wordt die traditie verdergezet.
Wil je meer weten over de toegankelijkheid van de vrije tijd, bewegen en sport of een inclusief muzisch aanbod voor kinderen? Ga dan naar de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
Maysa is 11 jaar oud. Ze is geboren in Libië en woont met haar beide ouders en haar jongere broer Hamid in het opvangcentrum. Voordat ze in België aankwamen, hebben ze nog in Tunesië en Italië gewoond. In België zijn ze reeds vijf keer van opvangplek veranderd.
Maysa houdt van koken, computers, speelslijm, yoga, dansen en spelen met barbies. Eigenlijk speelt ze niet zoveel, zegt ze. Ze praat liever met vriendinnen.
Maysa zit in de schemerzone tussen de kindertijd en de adolescentie. Ze doet mee met de kinderactiviteiten, maar zoekt ook aansluiting bij de tieners en bij de volwassen vrouwen in het opvangcentrum.
Bovenal houdt Maysa van muziek. Ze speelt piano, een beetje gitaar en kent verschillende ritmes op de conga's.
Maysa zoekt manieren om zich muzikaal bij te scholen. Wanneer het vrouwenlokaal open is, glipt ze regelmatig binnen om op de piano te oefenen. Tijdens het onderzoek vraagt ze aan een van de onderzoekers om haar een liedje op de piano te leren spelen: het liedje 'Solo' van de Zuid-Koreaanse zangeres Jennie.
'Ik heb ook vrienden van buiten het centrum. Shingo is mijn vriendin. Die haar papa is van België en haar mama van Bolivië. Dus eigenlijk is zo ook van een ander land, maar ze heeft al een huis. En ze houdt van de kinderen van het centrum. Wij spelen, neen eigenlijk praten wij het meeste. Soms komt zij naar het centrum of naar het voetbalveld wat verder.'
Maysa gaat niet zo graag naar school. Ze heeft de afgelopen jaren in drie landen gewoond en is in België al vier keer verhuisd. Ze spreekt goed Nederlands, maar ze vindt het moeilijk om de lessen te volgen en ze heeft geen toegang tot het leerplatform Bingel.
'Ik doe niet mee met Bingel. Omdat ik dat niet heb. Ik doe van het vierde leerjaar. Eigenlijk zit ik in het zesde. Dat is te moeilijk voor mij. Ik weet het niet. Ik krijg geen computer op school.'
'Soms helpt hij. Maar als ik iets anders doe, omdat ik van een ander land ben, dan is hij niet met mij bezig. Dan doe ik iets anders als de andere kinderen. Dus hij helpt mij héél weinig. Alleen als ik mijn vinger opsteek.'
De muziekschool waar Maysa naartoe wil, blijkt later een balletschool te zijn. Tijdens het onderzoek is het niet duidelijk of ze daar het volgende jaar balletlessen zal kunnen volgen. Maysa blijft oefenen en danst in het centrum en op school met haar vriendin.
Wil je meer weten over toegankelijkheid van de vrije tijd, muzisch werken, welkom heten op school of psychosociale zorg? Raadpleeg dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
Salem is 11 jaar oud. Hij komt van Tanzania en woont met zijn tante, zijn zus, broer, neef en nicht in het opvangcentrum op twee kamers. Voordat ze in België aankwamen, hebben Salem, zijn jongere broer Saran en zijn oudere zus Zafira twee jaar in Spanje geleefd. Hun moeder is nog in Tanzania.
Salem voetbalt bij City Pirates, een voetbalclub met een zeer uitgebreide sociale werking. Als sociaal platform faciliteert City Pirates ontmoeting en verbinding. Vrijwilligers en medewerkers organiseren o.a. huiswerkbegeleiding, dans- en hiphoplessen en een muziekstudio. Kinderen van het opvangcentrum kunnen deelnemen aan de voetbaltrainingen en de activiteiten, maar door de nationale wetgeving kunnen ze geen wedstrijden spelen.
Soms geraakt Salem niet op tijd op het voetbal. De bus komt vaak te vroeg of te laat en soms stopt ze niet aan de halte van het opvangcentrum. Maar binnenkort wordt hij 12 jaar. Dan mag hij alleen met de fiets naar de training.
Salem gaat graag naar school. Ook op school voetbalt hij vaak met vrienden. Soms speelt hij basketbal en doen ze vanop het klimrek een valspelletje. Hij heeft veel vrienden op school, maar sommige kinderen pesten hem. 'Jij bent zwart, jij mag niet spelen', zeggen ze. 'Ook niet in België.' Soms slaan ze hem. Hij laat zich niet doen. Hij gaat alleen naar de juf als ze geen sorry zeggen.
Salems lievelingsvakken zijn wiskunde en taal. Hij oefent graag zelfstandig maaltafels aan de computers in de AN-klas. Anders dan Maysa, heeft Salem wel toegang tot digitale oefenplatformen. In de AN-klas gebruikt hij de programma's 'Woordkasteel' en 'Sommenplaneet.'
Salem vertelt dat hij slim wil worden om zijn moeder te helpen in zijn land. Hij maakt elke avond huiswerk en oefent wiskunde wanneer hij kan. Tijdens het schoolbezoek zegt de AN-juf dat het schoolwerk soms te makkelijk is voor Salem. Als hij sneller klaar is, mag hij tekenen. Ook in het opvangcentrum tekent hij veel en graag.
Net als Maysa zit Salem in de overgangsfase tussen lagerschoolkind en tiener. Hij haalt kattenkwaad uit met zijn vrienden, voetbalt met de kinderen van de tienerwerking en zorgt voor zijn jongere broer, neef en andere kinderen van het centrum.
Wil je meer weten over toegankelijkheid van de vrije tijd, bewegen en sporten, welkom heten op school of psychosociale zorg? Raadpleeg dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
Scholen hebben uiteenlopende regels over taalgebruik. Sommige scholen laten verschillende talen toe op de speelplaats, sommige scholen faciliteren het gebruik van de thuistaal in de klas, sommige laten alleen Nederlands toe op het schooldomein. Binnen een school verschilt de aanpak bovendien vaak van leerkracht tot leerkracht.
Ik spreek Koerdisch en Arabisch.
Een andere taal mag niet, dat mag niet van de juf.
De juf zegt: niet jullie eigen taal praten, dat begrijpt niemand.
Ik vind Nederlands leren niet zo leuk.
Ik vind Nederlands leren wel leuk, jaja!
Dan kan je zo slim zijn.
Een mens zegt iets tegen jou in het Nederlands.
Jij begrijpt dat dan.
Voicepoem Rona, 10 jaar
'Mag jij Swahili praten op school?'
'Ja'
'En doe je dat soms?'
'Ik doe dat bijna de hele tijd.'
'Met wie?'
'Met Saran, mijn neef.'
Rafid, 8 jaar
Kinderen op de vlucht willen graag Nederlands leren. Om erbij te horen, om anderen te begrijpen, om deel te nemen aan het leven hier. Maar ze vinden Nederlands leren ook moeilijk. Ze ervaren het gebruik van de thuistaal of van een andere contacttaal als ondersteunend en als een belangrijk onderdeel van hun identiteit.
Romi: 'Kiumé kent meer talen dan mij!'
Kiumé: 'Ja vijf. Ik spreek Arabisch, Nederland, English, Frans en beetje Spaans.'
Romi: 'Spreken ze Spaans in Guinea?'
Kiumé: 'Neen onze taal.'
Romi: 'Waar heb je dat dan geleerd?'
Kiumé: 'Ik was een maandje in Spanje ofzo.'
Soms vertalen kinderen voor elkaar, voor hun ouders of voor andere volwassenen.
Dat gebeurt ook tijdens het onderzoek. Nikita legt aan de moeder van een nieuw kind in het Russisch uit welke spelletjes die dag op het programma staan. Farah vertaalt een aantal onderzoeksvragen naar het Arabisch voor Safa, die op dat moment nog niet zo lang in België is. Ilana legt aan Miral uit wat de basisactiviteit is die dag en blijft naast haar zitten bij het tekenen.
Mamuna komt van Tsjetsjenië en spreekt Tsjetsjeens en Nederlands, Saran spreekt Swahili en Nederlands en Anasa gebruikt aan het begin van het onderzoek Frans en Nederlands door elkaar. Tijdens het voorlezen van een Kamishibaiverhaal komen verschillende talen aan bod.
Wil je meer weten over taalgebruik en gesprekken voeren? Ga dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de kinderen? Ga dan verder met de reis.
Frustraties en conflicten tussen de kinderen ontstaan vooral tijdens dode momenten of tijdens georganiseerde activiteiten. Er zijn conflicten over ruimtegebruik, materialen, spel en vriendschap. Begeleiders bemiddelen vaak en zoeken mee naar oplossingen. Soms bemiddelen ouders en soms stellen de kinderen zelf een bemiddelaar aan.
In de binnenspeelruimtes spelen alle kinderen tot 12 jaar samen onder het toezicht van ouders of andere bewoners. De variatie in leeftijd en spelvoorkeuren leidt vaak tot conflicten tussen de kinderen. Wanneer de speelruimtes gesloten zijn, hangen de kinderen vaak rond in de gemeenschappelijke leefruimtes en in de gangen. Dat leidt dan weer tot frustraties van andere bewoners die de drukte van spelende kinderen niet altijd goed verdragen.
Soms ontstaan er conflicten tijdens de spelletjes en activiteiten. Het ene kind is al wat bruter dan het andere en er is een variatie in spelvoorkeuren. Het ene kind kan al iets wat een ander kind nog niet kan en dat kan tot ongeduld leiden.
‘I don’t like that boy.’
‘Why?’
'He was pushing me off the chair, and he made me pain.’
‘I think it is always like that in this game, that you push each other a bit. No?’
‘No! In school we play this game too, and the children never give pain.'
Ilana, 8 jaar
Ook de toegang tot en eerlijke verdeling van materialen zorgt soms voor onrust. Kinderen willen bijvoorbeeld graag met schermen spelen. Hoewel ze telefoons vaak met elkaar delen, zorgt het gebruik van Ipads tijdens de onderzoekssessies initieel voor spanningen. Na verloop van tijd zijn ze aan het delen van de Ipads gewoon. Ook tactiel materiaal als klei, koekjesdeeg en silk foam moet eerlijk verdeeld worden en er onstaan spanningen als sommige kinderen zich een iets groter deel willen toeëigenen.
De hardnekkigste conflicten ontstaan echter door het intense samenleven en door het feit dat sommige kinderen al heel lang in het centrum wonen en andere kinderen niet. Soms leidt dit tot vriendengroepen en coalities en zelfs tot pestgedrag.
Tussen een groepje jongens lopen de spanningen tijdens de onderzoeksperiode hoog op. De broers Serok en Minsar zijn bij het begin van het onderzoek net in het opvangcentrum aangekomen. Redelijk snel ontstaan er conflicten met de jongens bij wie zij aansluiting zoeken. Vinden ze geen aansluiting? Worden de nieuwelingen af en toe gepest? Ze zijn boos op elkaar en boos op de papa van een van de jongens die gezegd zou hebben dat ze dan maar moeten vechten.
Tijdens een activiteit buiten, neemt Salem het initiatief om de situatie te ontmijnen. Hij praat met de verschillende kinderen en stelt voor het nog een kans te geven. De kinderen stemmen in en Salem blijft de daaropvolgende weken op vraag van de andere jongens de rol van bemiddelaar opnemen.
Tijdens een gezamenlijke uitstap zes maanden later zijn de verhoudingen anders. Adel, Minsar en Serok trekken nu samen op en Salem is intussen overgegaan naar de tienerwerking.
Wil je meer weten over conflicten en manieren om zelf of met kinderen te bemiddelen? Raadpleeg dan de biblotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van de kinderen uit het onderzoek? Ga dan verder met de reis.
Kinderen op de vlucht brengen het grootste deel van hun vrije tijd door in het opvangcentrum. Een opvangcentrum heeft veel verschillende ruimtes en herbergt veel bewoners. Het ruimtegebruik er is niet altijd kindgericht. De kinderen mogen niet overal komen en de toegankelijke ruimtes zijn soms wel en soms niet afgestemd op hun leeftijd en hun noden.
Het opvangcentrum heeft regels over ruimtegebruik. Die regels bepalen of en wanneer een ruimte toegankelijk is voor kinderen. De meeste opvangcentra hebben een of meerdere speelruimtes, maar de meeste binnenruimtes hebben toezichters en zijn regelmatig gesloten.
Sommige ruimtes, zoals het vrouwenlokaal, de fitnessruimte of het computerlokaal zijn meestal voorbehouden voor volwassenen. Andere ruimtes worden flexibel ingezet en doen de ene avond dienst als huiswerkklas en de andere als naai- of knutselatelier. Gezamenlijke leefruimtes zijn vaak lawaaierig en druk. Kinderen begrijpen de regels over het ruimtegebruik niet altijd en proberen de regels vaak te omzeilen.
Net als andere kinderen zoeken kinderen op de vlucht uitdaging in hun omgeving. Ze vinden op vele plaatsen speelkansen en hebben behoefte aan beweging. Ze klimmen, klauteren en rennen.
Maar de kinderen willen soms ook alleen zijn en hebben behoefte aan stilte. Die stilte zoeken ze vaak op in de groene en stillere plekken.
'De schommel en de bomen zijn de enige plekken waar ik de wind kan horen. Ik ben dan alleen in de lucht. Het is er stiller.'
Nikita, 7 jaar
Door het weer, door drukte en om gezondheidsredenen, houden ouders hun kinderen soms op de kamer. Die kamer is klein en wordt vaak gedeeld met het hele gezin.
Het wisselvallige Belgische weer is een uitdaging voor de kinderen en hun ouders. Ze spelen vooral buiten bij goed weer. Anders mogen of willen de kinderen vaak niet buiten spelen.
Ook op school delen kinderen de ruimtes met andere kinderen. De onthaalklas en de eigen klas zijn ankerpunten in het gebouw. De speelplaats is een plek van ontmoeting, samenzijn en spel. Maar ook op school hebben kinderen rust nodig en trekken ze zich terug in wilgenhuisjes, speelhuisjes en de toiletten.
Tijdens uitstappen ontdekken de kinderen andere omgevingen. Ze verkennen hun stad en maken er meer deel van uit.
Tijdens een onderzoeksuitstap naar een natuurspeeltuin valt op dat de kinderen tijd nodig hebben om echt op ontdekking te gaan. Eerst blijven ze dicht bij de volwassenen, maar na verloop van tijd verspreiden ze ze zich in groepjes over het domein en onderzoeken ze de mogelijkheden.
Wil je meer weten over hoe je de ruimte pedagogisch kunt inzetten? Bezoek dan de bibliotheek.
Wil je meer weten over de leefwereld van kinderen op de vlucht? Ga dan verder met de reis.
© 🎶 Solo, Jennie - 🎨 Zij die van hier zijn zijn van hier, Walter Swennen
🎤 Adel, Altin, Amara, Anasa, Anuar, Aryana, Delal, Elira, Ilana, Mamuna, Minsar, Miral, Myriam, Nikita, Rafid, Rona, Salem, Saran, Serok Ada, Afonso, Aniela, Bashoor, Belinha, Farah, Gabrio, Hamid, Hirad, Kiume, Lamarco, Maysa, Moein, Nubaid, Safa